Jeugdwet of passend onderwijs?

In basis geldt het volgende: noodzakelijke ondersteuning die primair gericht is op het doorlopen van het onderwijsprogramma valt onder de zorgplicht van de Wet Passend Onderwijs.  Het gaat hierbij om ondersteuning gericht op het volgen van onderwijs en om de leerling verder te helpen in zijn onderwijsontwikkeling. Dat de ondersteuning een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling op andere leefgebieden, doet daar niet aan af. Is extra ondersteuning ook op andere gebieden nodig? Dan kan de gemeente verantwoordelijk zijn.

Zorgplicht onderwijs

Om elk kind een passende onderwijsplek te bieden hebben scholen een zorgplicht. Scholen werken daarbij samen in een regio. Deze samenwerkingsverbanden zorgen ervoor dat er een passende plek is voor alle leerlingen in de regio.

Alle scholen hebben een zorgplicht. Hiermee wil de overheid voorkomen dat kinderen van school naar school worden gestuurd. Scholen zijn verantwoordelijk dat elk kind een passende plek heeft. Ook als een kind extra begeleiding en ondersteuning nodig heeft. De zorgplicht geldt voor kinderen die al op school zitten en kinderen die worden aangemeld.

Leraren, leiding en bestuur stellen samen het schoolondersteuningsprofiel op. Hierin staat welke extra ondersteuning een school aan de leerlingen kan bieden. Ook staat hierin welke doelen de school voor de toekomst heeft. Ouders kunnen informatie over het schoolondersteuningsprofiel gebruiken om te kijken of een school geschikt is voor hun kind.

De zorgplicht gaat in vanaf het moment dat ouders hun kind schriftelijk aan hebben gemeld bij de school die ze willen. De school onderzoekt of het kind op school terecht kan. Scholen kunnen daarvoor bij de ouders om extra informatie vragen.  Als de eigen school niet passend is, zoek school in overleg met ouders een passende plek. Dit kan een andere reguliere school zijn die passende begeleiding kan bieden of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs.

Een regionaal samenwerkingsverband bestaat uit gewone scholen en scholen uit het speciaal onderwijs. Binnen het samenwerkingsverband maken zij afspraken over hoe de extra ondersteuning in de regio geregeld is. Dit aanbod moet dekkend zijn. Dat betekent dat alle kinderen in de regio een passende plek kunnen krijgen.

Zo kunnen de scholen samen:

  • de basisondersteuning op alle scholen in de regio vaststellen;
  • alle kinderen een passende onderwijsplek bieden;
  • extra onderwijsondersteuning regelen;
  • kinderen die dat nodig hebben een plek bieden in het speciaal onderwijs;
  • het budget voor extra begeleiding op school verdelen.

De zorgplicht houdt ook in dat een school een leerling pas mag verwijderen als een andere school die leerling toelaat. Zo valt een leerling niet tussen wal en schip.

Voor meer achtergrondinformatie verwijzen we je naar:

Grijs gebied

Er is wel sprake van een grijs gebied. Op sommige punten binnen de twee wetten lopen de verantwoordelijkheden van het onderwijs en de gemeenten in elkaar over. Dit leidt tot onduidelijkheden bij onderwijs en gemeente over inzet en financiering van extra ondersteuning aan jeugdigen. Daarom zijn er richtlijnen opgesteld in oktober 2020. Deze zijn tot stand gekomen met consensus van een brede groep betrokkenen namens school(besturen) binnen de SWV Plein013, Portvolio, de Langstraat en RSV Breda, gemeenten en (de regionale) Toegang.
De richtlijnen helpen je om duidelijk te krijgen of een hulpvraag thuis hoort binnen het passend onderwijs of de jeugdwet.  De richtlijnen zijn ondergebracht in 8 deelonderwerpen.  De onderwerpen  zijn allemaal situaties waarbij er op school, of gerelateerd aan school, ondersteuning aan de leerling moet worden verleend. Wil je meer weten over de totstandkoming van de richtlijnen? Lees dan eerst de leeswijzer die hoort bij de beschreven 8 onderwerpen. Leeswijzer verantwoordelijkheden passend onderwijs en jeugdwet > Wil je meer weten over de (directe) aanleiding voor het opstellen van de richtlijnen? Aanleiding verduidelijken grijs gebied passend onderwijs en jeugdwet.

De eerste richtlijnen zijn opgesteld in oktober 2020. De richtlijnen worden sindsdien regelmatig aangescherpt en aangevuld. Op deze pagina vind je altijd de meest actuele versie.

Onderwerp 1 | OPP (Ontwikkelingsperspectief Plan)

 

Verantwoordelijkheid Passend onderwijs Verantwoordelijkheid Jeugdwet
Als een leerling extra ondersteuning nodig heeft, bovenop de basisondersteuning zoals beschreven in het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband, dient een OPP te worden opgesteld. Het OPP is een werkdocument en omvat naast het ontwikkelingsdeel (denk aan belemmerende en stimulerende factoren) een planningsdeel (uitstroom, doelen en beredeneerd aanbod) en een evaluatiedeel. Zo moet duidelijk worden wat de school inzet om doelen met de leerling te bereiken. Het OPP dient in gezamenlijkheid met ouders te worden opgesteld. Ouders moeten instemming verlenen op het handelingsdeel (de individuele ondersteuning die de leerling krijgt).

Voor alle leerlingen in het SBO, SO, VSO en PRO is een OPP verplicht binnen 6 weken na plaatsing op school. Er dient ook een OPP te zijn bij uitval/extra ondersteuning in het regulier onderwijs en voor een aanvraag OPDC.

Bij verzoek om inzet jeugdhulp in school moet er een OPP zijn waaruit blijkt dat er extra ondersteuning vanuit onderwijs en jeugdhulp nodig is.

 

 

Voorbeeld

Onderwijs: Voor een leerling is geen ontwikkelingsperspectief plan opgesteld, omdat hij cognitief geen problemen had, wel gedragsproblemen.  De school had een ontwikkelingsperspectief (OPP) moeten opstellen. Dit document is niet alleen vereist bij extra ondersteuning wegens leerachterstanden, maar ook als door gedragsproblemen extra ondersteuning nodig is. De school kan een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte niet verwijderen als niet op tijd een OPP is opgesteld.

Onderwerp 2 | School is niet meer passend, maar ouders willen geen andere school

 

Verantwoordelijkheid Passend onderwijs Verantwoordelijkheid Jeugdwet
School moet duidelijk maken dat ze handelingsverlegen is geworden en dit vastleggen. Hierbij dienen de volgende stappen te worden doorlopen:

  • School dient samen met ouders de ondersteuningsbehoeften vast van de leerling (OPP).
  • School (bevoegd gezag) moet met ouders bespreken en schriftelijk vastleggen dat school geen Passend onderwijsaanbod kan realiseren.
  • School moet op zoek gaan naar een passende onderwijsplek en dit met ouders bespreken (vanaf 12 jaar ook met de leerling)  Wanneer ouders wel willen, maar de leerling niet (VO) waardoor de schoolgang stagneert, dient de leerplichtambtenaar betrokken te worden.
  • School moet met ouders bespreken als gedacht wordt aan SBO, SO, VSO, PRO of OPDC en dat hiervoor zo nodig een TLV Toelaatbaarheidsverklaring zal worden aangevraagd.
  • Als er een andere school gevonden is, kan de school overgaan tot verwijdering en uitschrijving, ook als ouders niet meewerken. De school heeft voldaan aan de zorgplicht om een andere school te vinden.
  • Belangrijke les, school houdt regie op het uitvoeren van bovenstaande stappen.
De Jeugdwet heeft hierin geen verantwoordelijkheid.

Onderwerp 3 | Ondersteuning op school aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften op gedrag.

Bijvoorbeeld bij (vermoeden van) ontwikkelingsstoornissen zoals ADHD en ASS.  We noemen deze als veel voorkomend, maar hier kunnen ook andere (ontwikkelings) stoornissen onder vallen.

 

Verantwoordelijkheid Passend onderwijs Verantwoordelijkheid Jeugdwet
In de memorie van toelichting van de Wet Passend onderwijs is opgenomen dat de school verantwoordelijk is voor ondersteuning in het kader van de onderwijsontwikkeling.

Het bieden van ondersteuning aan kinderen met extra ondersteuningsbehoeften binnen het onderwijs, bijvoorbeeld op gedrag en/of bij (vermoeden van) ontwikkelingsstoornissen zoals ADHD en ASS, is de verantwoordelijkheid van het onderwijs (school, schoolbestuur, samenwerkingsverband).

  • Eventueel met extra inzet/ondersteuningsmiddelen vanuit het SWV Samenwerkingsverband (afhankelijk van de gemaakte afspraken binnen het SWV)
  • OPP is aanwezig als extra ondersteuning noodzakelijk is. (zie onderwerp 1)
  • Indien school niet meer passend is en ouders niet bereid zijn om mee te denken/mee te werken m.b.t. extra ondersteuning binnen het onderwijs, zie dan onderwerp 2.
Als er behandeling nodig is door bijvoorbeeld een kinderpsychiater, kinderarts, orthopedagoog of GZ-psycholoog dan valt dit onder de Jeugdwet.

 

Als er een onderzoek nodig is om het behandelplan voor de jeugdhulp te kunnen bepalen, dan valt dit onder de Jeugdwet.

 

Diagnostiek en behandeling binnen de Jeugd-GGZ valt onder de Jeugdwet.

 

Ouders zijn degene die het onderzoek, behandeling of begeleiding moeten aanvragen. De aanvraag kan niet door school gedaan worden.

Voorbeeld

Als de school zorgen heeft over de (extra) ondersteunings- en/of zorgbehoeften van een leerling en ouders deze zorgen niet delen en/of de problemen niet (h)erkennen, kan er geen jeugdhulp worden ingezet, omdat deze door ouders (gezaghebbende van de leerling) aangevraagd dient te worden.  Dit geldt ook voor jeugdhulp die enkel en alleen ingezet wordt op school.

Onderwerp 4 | Inzet van coaching, therapieën en trainingen op school

Bijvoorbeeld: SoVa-training, speltherapie, kindcoaching.

Verantwoordelijkheid Passend onderwijs Verantwoordelijkheid Jeugdwet
In de memorie van toelichting van de Wet Passend onderwijs is opgenomen dat de school verantwoordelijk is voor ondersteuning in het kader van de onderwijsontwikkeling. De Jeugdwet is verantwoordelijk voor ondersteuning in het kader van psychosociale ontwikkeling.

 

Zijn ouders aanvullend verzekerd voor speltherapie, dan heeft dit voorrang op de Jeugdwet. Financiering dient dan vanuit de zorgverzekering plaats te vinden.

Uitwerking

Onderwijs
In de memorie van toelichting  van de Wet Passend onderwijs staat: speltherapie die er op is gericht om spelenderwijs leerproblemen aan te pakken, observatie, onderzoek of tijdelijke begeleiding door een orthopedagoog of een psycholoog, het aanschaffen van aangepast lesmateriaal (bijvoorbeeld pictogrammen of braille leerboeken), remedial teaching, begeleiding bij dyslexie, sociale vaardigheidstraining of kind coaching.

Jeugdwet
In de jeugdwet staat: speltherapie bij trauma en kinderen met een licht verstandelijke beperking. Vanuit de Jeugdwet mag alleen kwalitatief goede hulp worden ingezet. Bij het NJI is een databank waar staat welke interventies effectief zijn en welke niet. Niet bewezen effectieve interventies zoals bijvoorbeeld de Rots en water training mogen binnen de Jeugdhulp niet worden ingezet. In sommige gemeenten worden deze trainingen wel aangeboden als preventief aanbod in een voorliggende voorziening.  Voorliggende voorzieningen vallen niet onder de jeugdwet. Er is geen verwijzing voor nodig, zijn vrij toegankelijk en vallen daarom niet onder de jeugdwet.

Onderwerp 5 | Individuele begeleiding op school in de klas

 

Verantwoordelijkheid Passend onderwijs Verantwoordelijkheid Jeugdwet
Extra (didactische en pedagogische) ondersteuning die nodig is om onderwijsdoelen te bereiken moet door scholen geboden worden.

Eventueel met extra inzet/ondersteuningsmiddelen vanuit het SWV Samenwerkingsverband (afhankelijk van de gemaakte afspraken binnen het SWV).

 

Op grond van de Jeugdwet is de gemeente verantwoordelijk voor de bekostiging van begeleiding op school. Dit betreft jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en psychische stoornissen.
proces

Sommige leerlingen kunnen niet zelfstandig functioneren in school. Ga met school na, wat staat in het OPP aan ondersteuningsbehoefte? wat is de inzet van school? Is er budget van het Samenwerkingsverband voor extra ondersteuning of maatwerk?  Maak vervolgens op maat afspraken wat er vanuit onderwijs en Jeugdwet ingezet gaat worden zodat de jeugdige kan blijven deelnemen aan onderwijs.

Wie verantwoordelijk is, is afhankelijk van het antwoord op onderstaande vragen.

Bepaal eerst:

  1. Wat is de reden en het doel van de individuele begeleiding op school? Speelt het ook buiten het onderwijs? Als het niet primair gaat om onderwijsondersteuning om onderwijsdoelen te bereiken, ga dan door naar de volgende vragen.

Vervolgvragen:

  1. Welk specialisme is nodig?
  2. Wat dient de kwaliteit van de begeleider te zijn?

Is er specialistische inzet nodig om aan vooraf bepaalde doelen te werken door of onder verantwoordelijkheid van een SKJ geregistreerde jeugdhulpverlener? Dan is de gemeente verantwoordelijk voor de inzet en financiering van de begeleiding.

Voorbeeld

Mag je van een school verwachten dat ze structureel individuele begeleiding 1 op 1 in het onderwijs geven? Nee, niet structureel. Wel voor een (korte) periode ter overbrugging, bijvoorbeeld in afwachting op een plaats binnen het (V)SO.

Voorbeeld onderwijs

Schaduwbegeleiding is tijdelijke hulp voor leerlingen die wel het vermogen hebben om te leren, maar niet de voorwaarden om tot leren te komen. Ze worden snel afgeleid, zijn beweeglijk, hebben moeite zichzelf te organiseren, komen niet tot gericht werk en raken zo steeds meer de regie kwijt, evenals de school en de ouders.

Waarbij helpt de schaduwbegeleider?
De schaduwbegeleider helpt de leerling bij ondertiteling van de contacten met klasgenoten, bij de groepsinstructies of juist bij het zelfstandig werken.

Hoe werkt een schaduw?
Een schaduw zit achter een kind en geeft hulp/prompts waar een kind even niet verder kan door zijn ondersteunings- of zorgvraag. De hulp kan bijvoorbeeld worden gegeven in de vorm van fysieke begeleiding (bijvoorbeeld een zetje, een tikje tegen de ellenboog), verbale hulp (bijvoorbeeld gedeeltelijk) voorzeggen wat een kind moet zeggen in een sociale situatie) en een meer indirecte vorm van hulp zoals wijzen of vragen stellen.
De fysieke afstand tussen het kind en de schaduw wordt stapsgewijs vergroot. Zo wordt toegewerkt naar zelfstandigheid. Wanneer een kind gewenst gedrag laat zien, dan kan de schaduw meer op maat bekrachtigen, zodat er steeds meer passend gedrag (passend in de klasse-situatie) zal ontstaan.

Voorbeeld Jeugdwet

Een leerling waarbij er vanuit de Jeugdwet individuele begeleiding is toegekend, betrof een leerling van basisschool leeftijd, die door een trauma opeens agressief gedrag kon laten zien, maar de overige tijd een reguliere leerling was. Tot de tijd dat zijn behandeling was afgerond is er begeleiding in de klas toegekend  gericht op de overdracht naar school. De begeleider werkte onder verantwoordelijkheid van de hoofdbehandelaar.

Onderwerp 6 | Begeleiding tijdens pauze en andere vrije momenten binnen het onderwijs

 

Verantwoordelijkheid Passend onderwijs Verantwoordelijkheid Jeugdwet
Tijdens de kleine pauzes worden basisscholen geacht toezicht te houden op de leerlingen. Bij de scholen die een lange lunchpauze hebben zijn ouders verantwoordelijk voor het overblijven van de leerlingen.

Bij een continue rooster waar sprake is van een korte lunchpauze zijn scholen verantwoordelijk voor het overblijven met leerlingen.

Sinds het schooljaar 2006-2007 krijgen scholen voor speciaal basisonderwijs extra middelen in het personeels-en arbeidsmarkt budget voor het professioneel overblijven met leerlingen.

 

Als er extra toezicht nodig is tijdens de vrije lessen/activiteiten die niet direct betrekking hebben op het leerproces van het kind, zijn gemeenten hiervoor verantwoordelijk op grond van de Jeugdwet.

Extra toezicht kan ingezet worden wanneer gedragsproblemen de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt. Voor de veiligheid van het kind of andere kinderen, tijdens vrije lessen of activiteiten die niet direct zijn gericht op het leerproces van het kind zoals het speelkwartier, het lopen naar de gymlessen etc.

De problematiek moet ook buiten het onderwijs spelen.

 

Voorbeeld Jeugdwet

Een leerling die door zijn problematiek non-stop vecht- of vluchtgedrag vertoont. Tijdens minder gestructureerde onderwijsvormen zoals bijvoorbeeld pauzes en gymlessen is het niet mogelijk voor de leerkracht alleen toezicht te houden op deze leerling. Het is dan noodzakelijk dat er ter voorkoming van schade voor deze en andere leerlingen er tijdens deze minder gestructureerde onderwijsvormen iemand is die toezicht op alleen deze leerling zal houden en hem kan corrigeren als dat nodig is. Aangezien er binnen het onderwijs geen structureel  1 op 1 onderwijs bestaat zullen deze kosten onder de Jeugdwet vallen.

Onderwerp 7 | Huiswerkbegeleiding

Huiswerkbegeleiding is een taak van ouders.

Verantwoordelijkheid Passend onderwijs Verantwoordelijkheid Jeugdwet
Als de extra ondersteuning voor de leerling primair gericht is op het leerproces, is de school verantwoordelijk. Het gaat dan om ondersteuning gericht op het volgen van onderwijs en om de leerling verder te helpen in zijn onderwijsontwikkeling (TK 2011-2012, 33 106, nr. 3, p. 16; MvT Wetsvoorstel Passend onderwijs).

Minister Slob heeft op 25 juni 2018 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2017–2018, 31 289, nr. 371 p. 10) aangegeven wat de motieven zijn voor huiswerkbegeleiding:

  • “Remediërend motief (het inlopen van achterstanden). Dit is een taak van de school. Scholen krijgen daar ook extra onderwijsachterstandenmiddelen voor”.
  • “Competitief motief (een zo hoog mogelijke onderwijsprestaties behalen om zo de toekomstige maatschappelijke positie van de leerling te versterken). Iedere school behoort een leerling uit te dagen. Ouders verwachten echter in deze tijd meer van een school. Er is een toenemende prestatiedruk. Scholen trekken daarom een grens bij de extra’s die ouders kunnen vragen, deels door te verwijzen naar externe instituten. Het is legitiem dat scholen hier in bepaalde gevallen een grens trekken. Ouders hebben hier ook een verantwoordelijkheid”.
  • “Compenserend motief (school biedt onvoldoende maatwerk en begeleiding aan de leerling). Dit is een taak van de school. Omgaan met verschillen is een belangrijk aandachtspunt in ons onderwijs. Daarom zet ik (Minister Slob) ook in op meer maatwerk in het onderwijs. Het gelijke kansenbeleid en de Gelijke Kansen Alliantie (GKA) bieden scholen extra mogelijkheden voor ondersteuning van vooral kansarme leerlingen”.
  • “Uitbesteding ouderlijke taken (thuis teveel afleiding of geen begeleiding mogelijk). Dit is in principe geen taak van de school. Hiervoor is een appel nodig op de ouders en is het van belang dat de school een effectieve aanpak heeft om de ouderbetrokkenheid te vergroten”.
  • “Specifieke leerbehoeften (dyslexie/dyscalculie, faalangst, autisme of hoogbegaafdheid). Dit is een taak van de school maar heeft zijn grenzen. Het beleid gericht op Passend onderwijs is ook voor deze leerlingen bedoeld”.

“Als scholen in overleg met ouders op de bovenstaande wijze omgaan met de verschillende motieven worden de kansen van leerlingen geborgd” Aldus Minister Slob.

Huiswerkbegeleiding is geen jeugdhulp.

De term jeugdhulp in de Jeugdwet omvat de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen (en hun ouders) bij alle denkbare opgroei-, opvoedings-en psychische problemen en stoornissen (TK 2012-2013, 33 684, nr. 3, p. 18). Huiswerkbegeleiding valt niet onder deze omschrijving, is namelijk onderwijs.

Wanneer is er sprake van Jeugdhulp? Uit het overzicht “motieven voor huiswerkbegeleiding van de minister blijkt dat huiswerkbegeleiding een taak van ouders en school is waarbij jeugdhulp geen rol speelt. Op het moment dat ouders problemen hebben met het begeleiden van hun kind bij het maken van huiswerk is er eventueel wel opvoedondersteuning mogelijk vanuit de Jeugdwet.

De ondersteuning dient dan geboden te worden door een jeugdhulpaanbieder en niet door een huiswerkinstituut. Het ondersteunen van ouders bij het maken van huiswerk is dan nog steeds de eerste stap.

Bij leerlingen die een specifieke problematiek hebben, bijvoorbeeld bij een verstandelijke beperking of ASS  problematiek is de ondersteuning bij huiswerk ook een taak voor ouders. Om te leren omgaan met de specifieke problematiek kunnen ouders jeugdhulp krijgen als opvoedondersteuning, waardoor zij hun kind beter kunnen ondersteunen bij het huiswerk maken.

Onderwerp 8 | Stagebegeleiding

In Artikel 17 WEC, lid 1 staat dat: stage in het VSO  is voor leerlingen vanaf 14 jaar en voor maximaal 4 dagen per week.
Voor de bepaling van stage lopen is van belang wat het uitstroomprofiel is van de leerling. Het uitstroomprofiel is opgenomen in het OPP. De uitstroomprofielen zijn: Arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel, vervolgonderwijs en dagbestedings-uitstroomprofiel.

Verantwoordelijkheid Passend onderwijs Verantwoordelijkheid Jeugdwet
Wanneer een leerling met een uitstroomprofiel arbeidsmarktgericht of vervolgonderwijs stage gaat lopen, dient er een stagecontract te worden afgesloten tussen de stageplaats, school en leerling.

AWBZ richtlijn versie 7.1 (2014) geeft aan wat onder Passend onderwijs valt.

“Als een kind vanwege een aandoening, stoornis en beperkingen gedrag heeft dat het leren bemoeilijkt, valt de daarbij behorende begeleiding onder het onderwijs. Het gaat daarbij om activiteiten die te maken hebben met de lessen, het leren,  de pedagogische en didactische omgang én om alle activiteiten onder schooltijd die bij de behandelvorm ‘Behandeling gericht op herstel en/of het aanleren van vaardigheden of gedrag’ horen. Als het leveren van meer toezicht dan gebruikelijk noodzakelijk is, kan dit wel tot een AWBZ aanspraak leiden.” (p. 214)

Bij reguliere stages gericht op arbeidsmarkt valt de noodzakelijke begeleiding onder “het aanleren van vaardigheden of gedrag” en daarvoor is de school verantwoordelijk. Als er meer begeleiding nodig is, is de leerling nog niet geschikt voor externe stage.

Stages in centra voor dagbesteding (p. 220 Awbz richtlijn 7.1 uit 2014)

Dagbestedings-uitstroomprofiel: Stage lopen op dagbesteding is geen stage maar voorbereiding op dagbesteding en valt onder de WLZ of Jeugdwet, maar hierover moeten afspraken worden gemaakt over de maximale duur.

 

Bij leerlingen met een uitstroomprofiel dagbesteding dient de Wlz-check te worden uitgevoerd (https://www.ciz.nl/wlz-check) om na te gaan of de leerling recht heeft op een Wlz-uitkering. De Wlz gaat voor de Jeugdwet, dus als een leerling recht heeft op een Wlz uitkering is de Jeugdwet niet meer aan de orde.

Het komt voor dat kinderen met een handicap dermate beperkt zijn dat er geen uitzicht is op een reguliere arbeidsplek. Zij zijn dan voor de rest van hun leven aangewezen op een dagactiviteitencentrum. Ter voorbereiding daarop nemen deze leerlingen tijdens hun schoolperiode al deel aan het dagactiviteitencentrum. De bedoeling daarvan is om het kind en/of ouders alvast kennis te laten maken met de situatie daar of om de acceptatie van de beperkingen van het kind wat makkelijker te maken. Hoewel dit door betrokkenen als ‘stage lopen’ wordt aangeduid, gaat het feitelijk om deelname aan een zorgprogramma.

In tegenstelling tot reguliere stages is geen sprake van enige productiviteit voor de ‘stage-instelling’. De betrokkene heeft dezelfde, (wellicht) zelfs meer, begeleiding nodig als andere deelnemers. Het gaat in principe om een gewenningsfase van korte duur. In dergelijke situaties is er sprake van Begeleiding in dagdelen.

Voorbeeld Jeugdwet

Voor een leerling met ASS problematiek was de overgang naar stagelopen dusdanig groot dat zowel hij als de stagebegeleider vanuit de stageplaats daarvoor ondersteuning nodig hadden. Voor een korte periode is toen specifieke ondersteuning vanuit de Jeugdwet ingezet ter training van zowel de leerling als de stagebegeleider. Na een afbouwperiode is de begeleiding verder door de school gedaan.

Onderwerp 9 | Uitwisseling gegevens AVG

Dit onderwerp gaat over de uitwisseling persoonsgegevens tussen de school en gemeente/jeugdhulpaanbieder.

 

Passend onderwijs Verantwoordelijkheid Jeugdwet
Je kunt ouders geen algemene verklaring laten tekenen waarin ze toestemming geven voor het opvragen van informatie bij derden. Ook niet in toekomst. Dit is namelijk in strijd met de AVG. Je mag ouders wel een specifieke toestemmingsverklaring  laten tekenen voor het eenmalig opvragen van bepaalde persoonsgegevens bij een bepaalde organisatie.

Elke keer als de school/gemeente gegevens wil uitwisselen moeten de ouders hier specifiek toestemming voor geven. In de verklaring moet staan:

  • waarvoor zij toestemming geven
  • voor welke gegevens zij toestemming geven
  • wie deze informatie zal geven
  • voor welk doel de informatie wordt gevraagd
  • de school/gemeente informeert de ouders daar uitgebreid over. Ook moeten de ouders vrij zijn om geen toestemming te geven.
 

De jeugdconsulent van de gemeente mag altijd contact opnemen met de school. Daarvoor hoeft de jeugdconsulent geen toestemming aan de ouders te vragen. Dat staat in artikel 2.7 Jeugdwet. De gemeente en de school mogen informatie over de jeugdige uitwisselen. De voorwaarde is wel dat dit nodig is om te bepalen welke jeugdhulp de jeugdige nodig heeft.

Let op: de informatie van de school kan alleen worden verkregen tijdens de periode van onderzoek naar de passende jeugdhulp.  Ervoor of erna is toestemming nodig van de ouders of de jongere.

De jeugdconsulent moet de ouders wel altijd informeren als hij/zij contact opneemt met de school. Bij voorkeur zijn de ouders zelf bij het overleg met de school. Zo weten zij meteen welke gegevens gedeeld worden. En kunnen zij hun mening en wensen laten weten.

Is het voor de jeugdconsulent niet noodzakelijk, maar wel wenselijk om contact op te nemen met de school ? Dan mag die gegevensuitwisseling alleen mét toestemming van de jeugdige en/of zijn ouders/voogd gebeuren.

Tijdens een hulpverleningstraject mag er geen informatie zonder toestemming worden gedeeld. Tenzij er er sprake is van een onveilige situatie. 

Toelichting

In de Jeugdwet is een speciale regeling opgenomen als de ouders/jongere niet willen meewerken (terwijl dit wel nodig is om de zorg te kunnen regelen). De AVG  is dan niet van toepassing. De school mag informatie geven zonder toestemming van de ouders of jongere. De gemeente moet in elke zaak beoordelen of het voor het regelen van de zorg noodzakelijk is om met de school te overleggen.  Het is alleen van toepassing  bij individuele voorzieningen.  Het gaat dus alleen om de situatie dat er een vraag voor jeugdhulp bij de gemeente/wijkteam ligt. Én deze regeling gaat alleen op in de periode van het onderzoek. Als duidelijk is wat nodig is aan jeugdhulp end de zorg start, stopt deze periode.

De school moet in ieder geval:

  • Transparant zijn naar ouders welke informatie er aan de gemeente is gegeven
  • Alleen objectieve informatie geven die bij ouders bekend hoort te zijn.

Er bestaat een Model Privacy Convenant Samenwerking Onderwijs-Gemeenten-Jeugdhulp. In verschillende regio’s kan dit gebruikt worden voor afspraken op regionaal niveau.  Vraag bij je eigen gemeente na of er volgens dit convenant wordt gewerkt.

Onderwerp 10 | Afwijking van de onderwijstijd | Variawet

Vanaf 1 augustus 2018 is maatwerk in onderwijstijd mogelijk voor leerlingen die door psychische of lichamelijke beperkingen (tijdelijk) niet naar school kunnen. De school kan de leerling met instemming van de inspectie een aangepast onderwijsprogramma aanbieden. Een programma, dat afwijkt van de vastgestelde onderwijstijd. Op deze manier kan de leerling toch voor een deel onderwijs volgen op school. Lees het bericht van de onderwijsinspectie >

 

Verantwoordelijkheid Passend onderwijs Verantwoordelijkheid Jeugdwet
Om af te wijken van het minimum aantal uren moet  het bevoegd gezag (schoolbestuur) toestemming vragen aan de inspectie via het Internet Schooldossier (ISD). Aan de hand van een ontwikkelingsperspectief (OPP) moet het bevoegd gezag de beslissing onderbouwen om de leerling minder uren onderwijs te laten volgen. De wettelijke vertegenwoordigers van de leerling moeten hiervan op de hoogte zijn. Zij moeten hiervoor het handelingsdeel van het OPP ondertekenen. De school moet in het OPP ook aangeven hoe zij ervoor zorgt, dat de leerling alsnog ingroeit (volledig naar school gaat).

In artikel 8 lid 12, WPO, staat het volgende:  De inspectie kan op verzoek van het bevoegd gezag ermee instemmen dat om lichamelijke of psychische redenen voor individuele leerlingen wordt afgeweken van de onderwijstijd (negende lid, onderdeel b, WPO).

Men streeft ernaar om binnen 8 weken een besluit te nemen over de aanvraag. Het besluit wordt aan het bevoegd gezag gestuurd en is geldig voor het lopende schooljaar.

 

 

Toelichting

Niet in alle gevallen is instemming nodig. Als een leerling ziek is (bijvoorbeeld griep heeft) en er is geen noodzaak tot aanpassing van het onderwijsprogramma, dan is instemming niet nodig. In  het ‘stroomschema afwijking jaarlijks minimum urenaantal’ kun je zien of je instemming bij de inspectie moet aanvragen. Bekijk het  stroomschema afwijking jaarlijks minimum urenaantal  >  In de beleidsregel inzake het instemmen met afwijking van het verplichte minimum aantal uren onderwijstijd  vind je de eisen die aan de motivering in het OPP worden gesteld. De beleidsregel is op 30 juli 2018 gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt 2018, 42600).

Op pagina 21 van dit document staat een checklist om te onderzoek of een aanvraag voldoet aan de variawet.

Voor situaties waarbij het gaat over (volledige) belastbaarheid van leerlingen in het onderwijs, waarbij er naast de inzet van de variawet er wordt gedacht aan de inzet van dagbesteding kun je meer informatie vinden in het stroomschema onderwijstijdvermindering.  Download het Stroomschema Onderwijstijd Vermindering >

Check of er nog specifieke afspraken zijn gemaakt in jouw regio als het gaat om de inzet van de variawet. Bijvoorbeeld als het gaat om de betrokkenheid / meldplicht bij leerplicht en/of het samenwerkingsverband. Neem hiervoor een kijkje op de website van een van de samenwerkingsverbanden.

Overige onderwerpen

Dit zijn onderwerpen waarover in de praktijk vaak vragen zijn, maar waarover de wet duidelijkheid geeft. Dit zijn:

  1. Intelligentie onderzoek
  2. Epilepsie en leerproblemen

In de twee onderstaande paragrafen lees je meer over deze onderwerpen.

Intelligentie onderzoek

Intelligentieonderzoek: passend onderwijs

Een intelligentieonderzoek kan nodig zijn voor onderwijs aan jeugdigen. Het speelt een rol bij onderzoek naar laag- of hoogbegaafdheid of bij een verwijzing naar het speciaal (basis)onderwijs. Na de uitslag van de test kan het onderwijs aan de jeugdige daarop worden afgestemd. In dat geval is het onderzoek primair gericht op het leerproces. Dit valt onder de zorgplicht van scholen. De gemeente hoeft hiervoor geen voorziening te treffen.

Diagnostisch proces jeugdhulp: jeugdwet onder voorwaarden

Een intelligentieonderzoek kan wél onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen als het onderzoek onderdeel is van een diagnostisch proces in het kader van jeugdhulp. In dit geval moet er een vermoeden zijn dat er meer aan de hand is dan enkel laag- of hoogbegaafdheid. Het verzoek voor een intelligentietest mag geen los verzoek zijn.

Epilepsie en leerproblemen

Voor leerlingen met (dreigende) leerproblemen én epilepsie, is binnen passend onderwijs een speciale regeling getroffen. Via het Landelijk Werkverband Epilepsie en Onderwijs (LWOE) is voor deze groep leerlingen specifieke begeleiding mogelijk  Bekijk de website van LWOE >

Hiervoor ontvangt het LWOE subsidie van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De ondersteuning vanuit het LWOE is gericht op advisering van docenten en begeleiding van de leerlingen. Scholen en leerkrachten kunnen zich rechtstreeks melden bij het LWOE, zonder tussenkomst van het regionale samenwerkingsverband.

Het kan zo zijn dat de jeugdige extra ondersteuning nodig heeft, omdat de leerontwikkeling vertraagd verloopt.  Wanneer tijdens een begeleidingsarrangement van het LWOE blijkt dat er behoefte is aan extra onderwijsmateriaal,  bijles of remedial teaching, dan dient dit via het regionale samenwerkingsverband bekostigd te worden. Ook indien er extra toezicht nodig is wegens een leerling met epilepsie (bijvoorbeeld tijdens de gymles) dan vindt financiering plaats vanuit het samenwerkingsverband. Het LWOE kan je in deze gevallen wel ondersteunen bij het maken van een plan met betrekking tot het praktisch inrichten van het toezicht.

Meer informatie?

Kom je er niet uit? Neem dan contact op met de regionale helpdesk jeugdhulp: helpdeskjeugdhulp@tilburg.nl.

Je kunt ook Schulinck raadplegen. Zij hebben een handig schema opgesteld met betrekking tot de afbakening van de Jeugdwet met andere wetten. Afbakening jeugdwet met andere wetten >